Broedseizoen 2023 in De Olde Maten en Veerslootslanden

Het broedseizoen loopt al weer ten einde. Hoe is het dit jaar in natuurgebied De Olde Maten en Veerslootslanden verlopen? Een interview met Martijn Bunskoek, die voor de ANV de territoria van broedvogels in kaart brengt, in het bijzonder in de weidevogelreservaten Veerslootslanden/Bid en Werk en het Groene Kruispunt. Het lijkt een redelijk succesvol broedseizoen te worden volgens Martijn.

‘Ik zag dit jaar weer wat meer territoria van Grutto’s dan vorig jaar, toen we een slecht seizoen hadden; in totaal 53, tegen 49 vorig jaar. Dat er ook daadwerkelijk Grutto’s vliegvlug zijn geworden blijkt uit het feit dat begin juni in een groep van zo’n 55 foeragerende Grutto’s zeker 10 vrijwel vliegvlugge jongen zijn gezien terwijl er elders in en rondom het reservaat ook nog paren met jongen aanwezig waren. Een heel ander beeld dan vorig jaar toen het behoorlijk stil was in deze tijd.’ Begin april liep Martijn zijn eerste ronde in het gebied en hij zag toen al op vijf plekken grutto’s op het nest zitten. Grutto’s broeden 22 tot 24 dagen. Rond 1 mei waren dan ook al de eerste paren met jongen aanwezig in het gebied. Martijn: ‘Mijn ervaring is dat de vroeg broedende vogels het meest succesvol zijn met het grootbrengen van jongen.’

Een sleutel voor succes blijken telkens weer plasdraspercelen te zijn. ‘De nieuwe plasdras van Klaas-Jan Visscher aan de Afschuttingsweg, net buiten het weidevogelreservaat, was heel succesvol’, aldus Martijn. ‘Bij de aanleg is daar de bodem afgeschraapt, en die kale plasdrasbodem trok echt heel veel vogels, ook Grutto’s en Tureluurs met jongen uit het reservaat.

Bijzonder was de waarneming van een Porseleinhoen, die zich in het gebied aan de Matenweg voor het eerst liet horen. Ook zag Martijn vier paartjes Watersnippen. Ook de Wulp heeft het volgens Martijn dit jaar goed gedaan; begin juni waren er zes á zeven alarmerende paartjes (alarmeren duidt op de aanwezigheid van kuikens) van in totaal zestien territoria. Gele kwikstaarten lieten zich dit jaar wat minder zien, het is onduidelijk wat hier de reden van is.

Opvallend dit jaar was de toename van het aantal Kieviten. Nabij het Laarzenpad bij de Veldschuur is afgelopen winter begroeiing van wilgen en riet verwijderd. Het kale gebied is daarop meteen door de Kievit in gebruik genomen als broedgebied. Het aantal territoria is hierdoor gegroeid van 79 vorig jaar naar 115 dit jaar. Ook de korte grasmat – door ganzenvraat in combinatie met vertraagde grasgroei door het koude en natte voorjaar – heeft bijgedragen aan dit succes.

Martijn vindt dat er meer aandacht moet komen voor goed laten werken en beheren van de plasdrassen. Zo stond de nieuwe greppelplasdras van Staatsbosbeheer begin juni droog. Dat kwam doordat de stuw aan de Stadsweg bleek te lekken, waardoor de pomp geen water meer had. Martijn: ‘Je zag de vogels (veelal met jongen) daar vertrekken toen het water verdween. De stuw is door het waterschap wel gerepareerd, maar helaas te laat om er dit jaar nog wat aan te hebben.’ Voor volgend broedseizoen zou er volgens Martijn overwogen moeten worden om de bodem van de plasdraspercelen zwart te maken, om ze vervolgens tijdig (februari/begin maart) onder water te zetten. Hierdoor zullen ze minder snel dichtgroeien gedurende het seizoen. In de huidige toestand functioneren ze door dat dichtgroeien volgens Martijn maar nauwelijks als opgroeigebied voor weidevogelkuikens.

Ook het beheer van de beweide percelen in het weidevogelreservaat kan volgens Martijn nog aangepast worden, namelijk door de periode van het voorweiden (beweiden in de maand april) te verlengen, wat hem betreft tot in de maanden juni en juli. Ook het aanwijzen van enkele nieuwe beweide percelen op plekken waar nu vooral hooiland ligt is wellicht een optie zodat de variatie toeneemt.